h

SP stelt schriftelijke vragen over grondaankopen Oostvlietpolder

15 maart 2005

SP stelt schriftelijke vragen over grondaankopen Oostvlietpolder

De SP fractie stelt schriftelijke vragen aan het college van B&W over de recente grondaankopen in de Oostvlietpolder.
Volgens de socialisten heeft de gemeente een te hoge prijs voor de grond betaalt en heeft zij wellicht, samen met de provincie, de kopers schadeloos willen stellen. De socialisten vragen zich af waarom de raad in het geheel niet is geïnformeerd in deze kwestie en waarom de gemeente zo'n groot risico aangaat om grond aan te kopen juist op een moment waarop de Raad van State andermaal zeer kritisch is over het Leidse Oostvlietpolder bestemmingsplan.

Onderstaand, de schriftelijke vragen .

Inleiding:
Op donderdag 3 maart heeft de afdeling rechtspraak van de Raad van State zich kritisch uitgelaten over het plan voor bedrijventerreinen in de Oostvlietpolder en de oplossingen voor de verkeersontsluiting. Naast allerlei juridische aspecten zoals de vernietiging van het streekplan Zuid-Holland West en de strijdigheid met het rijksbeleid spitste de kritiek zich vooral toe op het realiteitsgehalte van het gemeentelijk onderzoek naar de effecten op de luchtkwaliteit en op de afwikkeling van het dan fors toegenomen verkeer (ruim 8000 auto’s).
Hoewel de definitieve uitspraak nog volgt is dit volgens de SP fractie andermaal geen goed teken.

N.a.v. een artikel in het Leidsch Dagblad van maandag 7 maart getiteld "Zes miljoen voor grond in Oostvlietpolder" wil de SP fractie, op grond van art. 42 van het reglement van Orde, de volgende schriftelijke vragen stellen.

1. Is het college bekend met het bewuste artikel?

De Raad heeft in maart 2003 een krediet van € 16,6 miljoen (exclusief BTW) beschikbaar gesteld t.b.v. de aanleg volkstuinen en grondaankopen in de Oostvlietpolder.

2. Is het waar dat het college voornemens is ruim €6 miljoen te betalen aan Baggeraar Boskalis en de Grond en Zandexploitatiemaatschappij Rijnland voor 37 ha grond gelegen in het Oostvlietpoldergebied?
3. Klopt het dat de grond is aangekocht voor een ha prijs van ca 16 euro per m2, een prijs die 5 tot 6 maal zo hoog is als de marktprijs voor grond met een agrarische of natuurbestemming?
4. Is de raad er over geïnformeerd dat er bij de onderhandelingen voor bovengenoemde grondaankopen afgeweken zou worden van de gebruikelijke grondprijs? Zo ja, wanneer is dat gebeurd?
5. Zo nee, waarom is dat niet gebeurd?
6. Is er in de koopprijs een schadeloosstelling van bovengenoemde partijen verwerkt voor het niet kunnen realiseren van een baggerstort in de Oostvlietpolder?
7. Kan het college aangeven op welke gronden die schadeloosstelling is gebaseerd?
8. Bent u met de SP fractie van mening dat in het geval hier sprake is van een schadeloosstelling de gemeenteraad hierover eerst een besluit had moeten nemen?
9. Zo nee, waarom niet?

In de begroting 2005 van de Provincie staat dat de BZH vanwege het schrappen van het baggerdepot in het bestemmingsplan, 6 miljoen schade lijdt en dat de verzekering slechts een bedrag van ca. 2,5 miljoen uitkeert. De Provincie zou in onderhandeling zijn met de gemeente Leiden over deze kwestie.

10. Heeft de Provincie bijgedragen in de schadeloosstelling? Zo ja, om welk bedrag gaat het?
11. Welke consequenties hebben de grondaankopen voor de economische uitvoerbaarheid van het plan?

De aangekochte gronden zullen worden betaald met een deel van het door de raad beschikbaar gestelde krediet.

12. Hoe groot zullen de jaarlijkse rentelasten zijn van de aangekochte gronden en hoe groot zullen de jaarlijkse aflossingen zijn?

In het Leidsch Dagblad van 23 februari staat vermeld dat in totaal 50 hectare is verworven. Naast de in het bewuste artikel al genoemde 37 hectare zou 13 hectare onbruikbare grond terug gekocht zijn van Hoogheemraadschap Rijnland.

13. Voor welke prijs is deze 13 hectare gekocht en welke bestemming krijgt deze grond?

In het raadsaanbiedingsformulier “Aankoop gronden Oostvlietpolder” staat vermeld dat met een viertal partijen overeenstemming is bereikt over de aankoop van gronden in de Oostvlietpolder.

14. Welke partijen hebben (naast de hierboven genoemde) grond verkocht en/of zijn voornemens grond te verkopen aan de gemeente?
15. Op hoeveel hectare hebben deze verkopen betrekking?
16. Tegen welke prijs zijn of worden de percelen verkocht en welke bestemming krijgen deze gronden?
17. In hoeverre zijn er in de koopovereenkomsten ontbindende voorwaarden opgenomen of is er een voorbehoud gemaakt, bijvoorbeeld t.a.v. goedkeuring van de aankopen door de gemeenteraad?

De uitspraak van de Raad van State zal nog enige tijd op zich laten wachten. Gegeven het feit dat het bestemmingsplan Oostvlietpolder al eerder door de Raad van State is vernietigd; gegeven het feit dat de goedkeuring van de provincie voor een bedrijventerrein in de Oostvlietpolder is geschorst door de Raad van State en ten slotte, gezien de zeer kritische uitspraken van de bestuursrechter op 3 maart jl.

18. Acht het college het verantwoord om juist nú, vóór de uitspraak van de Raad van State, over te gaan tot een dergelijke grondaankoop?
19. Hoe groot acht het college de kans dat er een onomkeerbare situatie ontstaat als de Raad van State het bestemmingsplan opnieuw vernietigt en de gemeente zit met tegen een zeer hoge prijs aangekochte grond met natuurbestemming?

Bij de procedure van het eerste bestemmingsplan Oostvlietpolder (april 1999) stelde de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) in haar advies: “De keuze voor de aanleg van een bedrijventerrein in de Oostvlietpolder betekent derhalve dat de gehele Oostvlietpolder niet langer geschikt zal zijn als weidevogelgebied”.
De Leidse Milieuraad stelt in haar advies van 25 maart 2003 over het voorontwerp bestemmingsplan:“Wij wijzen erop dat wanneer de N11 zou worden aangelegd, een rijke natuur in het noordwestelijke gedeelte ook niet meer haalbaar zal zijn: het geplande natuurgebied wordt dan te klein en te geïsoleerd”.

Gelet op deze berichten van deskundigen en in relatie tot de grondaankopen,

20. Kan het college aangegeven of de voorgestane natuurbestemming ook daadwerkelijk zal gaan functioneren, kortom dat dit een goede groene investering is?
21. Als deze gronden voor natuurbestemming worden aangekocht, wie gaat dit (natuur)gebied beheren en welke (toekomstige) kosten zijn hiermee gemoeid?
22. Hoe ziet het college in dit kader de toekomstige ontsluiting van het bedrijventerrein c.q. een mogelijke aanleg van de N11 door de Oostvlietpolder?

In de analyse van de economische uitvoerbaarheid wordt uitgegaan van de veronderstelling dat grondaankopen worden gefinancierd door opbrengsten uit de uitgifte van bouwgrond.

23. Uit welke kostendragers zullen de rente en aflossing van de grondaankopen worden gefinancierd in het onverhoopte geval dat het bestemmingsplan wordt vernietigd door de Raad van State?

LEIDEN, 15 maart 2005
Namens de SP fractie,
Paul Day

U bent hier